Erfenis der emancipatie

Titel
Erfenis der emancipatie

Jaar
1963

Pagina's
76



VI

MODERNISME IN DE MEDIENE1)

De godsdienstleraren, die wij leerden kennen, brachten ons naar de geestelijke leiding in het Nederlandse Jodendom. Een nadere confrontatie met de topleiders omstreeks 1840 zal ons leren, hoe diep de nieuwe, verlichte denkbeelden reeds wortel hadden geschoten. De Zwolse Opperrabbijn Hertzveld is de eerste, die wij op dit smalle pad ontmoeten.

H. J. Hertzveld werd 19 november 1781 te Grosz Glogau in Pruisen geboren, als zoon van een vader, die zelf „Opperleraar” te Koningsberg was en later een godsdienstige functie bekleedde in het groothertogdom Posen. Op 16-jarige leeftijd vestigde de jonge rabbijn zich reeds in Holland waar hij een dochter huwde van de Amsterdamse Opperrabbijn Saul Löwenstamm. Na aanvankelijk in het hulp-rabbinaat van Nijkerk werkzaam te zijn geweest, werd hij in 1808 tot Rabbijn van Zwolle verkozen. Door een nieuwe indeling, waarbij het Overijsselse deel van het Opperconsistorie voortaan het ressort van de „Bouches de FIssel” zou heten, werd Hertzveld in 1812 Grand Rabbin. Voor het eerst deden zwartzijden toga en bef hun intrede in het Nederlandse Jodendom.

Hertzvelds preken zijn niet interessant. Veel interessanter is zijn Hebreeuwse lapsus in een officieel ambtsgebed, naar aanleiding van de cholera-epidemie vervaardigd (1832). Met de — op God betrekking hebbende — aan de profeet Mal’achie ontleende woorden „één Vader voor ons allen”, doelde, in genoemd gebed, de Opperrabbijn op Koning Willem! Kosters en andere lagere ambtenaren liepen, symptoom van positieve Joodse reactie, te hoop, weigerden het gebed in deze vorm uit te spreken en emendeerden — op eigen gezag — de aanvechtbare tekst van de nieuwlichter. In de hieruit ontstane pennestrijd is Hertzveld weinig overtuigend; evenmin is dat de, anders zo principiële, orthodoxe Raw van Den Haag, Joseph Asser Lehman, die zich deze keer verschuilt achter het dogma van de poëtische vrijheid.

Hoezeer Hertzveld — Joods-traditioneel — niet te vertrouwen was, blijkt uit zijn unieke poging, om (1841) te komen tot een Nederlandse Rabbijnen-vergadering, een soort synode, zeker bedoeld als reactie op en naar aanleiding van de in Duitsland in die tijd gebruikelijke Rabbijnen-vergadering.

De Opperrabbijn wendde zich met zijn verzoek tot de Hoofdcommissie, het officiële leidende instituut der Nederlandse Jodenheid. Deze stelde een circulaire op, waarvan de inhoud typerend is:

„Reeds lang heeft de Hoofdcommissie vermeend, dat er middelen behoorden beraamd te worden om te bewerken, dat de openbare godsdienstoefening binnen de Synagoge op een meer plegtige wijze worde verrigt en met inachtneming van alle

51

1

Mediene = Provincie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.