rigting hoe langer hoe meer de overhand krijgt, en dat die Godsdiensten dus ongemerkt, juist omdat zij in het Jodendom haar oorsprong hadden, al meer en meer op het Jodendom zullen beginnen te gelijken in hare algemeene begrippen. Als men dan let op de begeerte van velen, om van de vormen los te worden, en op den toestand van anderen, die er reeds los van zijn; als men dan let op de proselietenmakerij van de orthodox-Protestansche rigting en hare zendelingen, moeten wij dan de Israëlitische jeugd niet voorzien van die innerlijke kracht, welke een ondoordringbaar verschild uitmaakt? En dat schild kan niet anders zijn dan de stelselmatige kennis van de Mozaïsche religie, onderwezen in verband en met terugwijzing op den Bijbel, in verband en met toepassing op het leven, en met aanwijzing van de verschilpunten met andere godsdiensten.
De vakken dus, die volgens uwe Commissie tot het Godsdienst-onderwijs moeten behooren, zijn de volgende:
1. Hebreeuws lezen, en 2. Vertalen der dagelijksche gebeden. Slechts noode neemt uwe commissie deze beide onderwerpen in haar programma op; slechts noode, als overgangsmaatregel, als onvermijdelijk gevolg van den bestaanden kerkelijken toestand; want zoo lang in de kerk het gebruik zal blijven heersen, in het Hebreeuws te bidden, is het ontegenzeggelijk pligt, dat het Godsdienst-onderwijs den leerlingen de gelegenheid geve, om die gebeden te kunnen lezen en de gewone ook te kunnen begrijpen. 3. Bijbelsche geschiedenis, op onderscheidene wijze naar de bevattelijkheid der jeugd, maar vooral ook met toepassing. De strekking der Bijbelsche verhalen, de zedeleer, die uitstraalt, de deugden van de personen, die er in optreden, de ondeugden van hen, die er in gelaakt worden, dit alles moet den kinderen worden begrijpelijk gemaakt. 4. Eigenlijk Katechetisch onderwijs, d.i. onderrigt in de leer der Mozaïsche Godsdienst, waardoor de kinderen een fiksch, een geordend, een gemakkelijk te onthouden, een volkomen begrip eigen worden van de dogmata, die zij als Joden hebben aan nemen, van de moraal, die het Jodendom predikt, van de vormen, waarin de Joodsche Godsdienst wordt uitgeoefend en van de grondslagen der vormen. Ten gevolge daarvan zal dan ook de minst opgevoede Jood de zelfstandigheid van zijn geloof tegenover andersdenkenden kunnen handhaven. Aan dit katechetisch onderwijs sluit zich natuurlijk aan: eene expositie van den Bijbel, zijne verdeeling, zijne boeken en zijn inhoud. 5. Ten laatste, de Geschiedenis van het Jodendom en van de wijze waarop het zich na het ophouden van het afzonderlijk volksbestaan, voortdurend, te midden van zoo vele stormen heeft gehandhaafd! Dat onderrigt zal meer dan iets anders geschikt zijn, om den geest van geloofs-eenheid op te wekken, in alle geloofsgenooten broeders te doen zien, den tegenwoordigen staat van ons maatschappelijk en godsdienstig leven te doen kennen, en dus eenigszins begrijpelijk maken, wat daarin ieders taak is, om de volmaking te bereiken”.
Er ontstond toch nog verontrusting, in de kringen van de godsdienstonderwijzers en geestelijken, de categorie wier salarisverhoging door Godefroi in de Kamer was getorpedeerd! Tegen de poging van de Christelijke Heer Bieruma Oosting in. Er viel niet veel meer te verwachten. ,,De keten was verbroken”.
Misschien kwamen de regenten nog een enkele maal in de Salon des Variétés om Judels met zijn „Jodentroep” te zien optreden — of om de grote Rachél te bewonderen? „Joodsche” bindingen van reeds verdachte allure. Misschien ook verschenen ze, één maal per jaar, op de Grote Verzoendag, in de volle Synagogen, waar hun geld-offeringen nog deining veroorzaakten onder de goe-gemeente. Mèt hoge hoed, zonder kinderen, die in Leiden en Amsterdam corpslid waren en al de consequenties hadden getrokken uit de halfheid van hun vaders, die „hun kinderen
49