III
DE LEHRENS Romantiek zonder Réveil
Met Dernburgs vertrek kwam er een einde aan de principiële fase van de reform-beweging. Van nu af aan ontbrak een doelbewust streven! Van enig blijvend resultaat uit de beginperiode is zelfs zo weinig sprake, dat de gehele episode kon worden vergeten. Wel kwam er — mede onder invloed van de door Joseph geleide actie — een reorganisatie van het Seminarium tot stand in 1837, maar deze heeft weinig om het lijf gehad. Nog houdt de orthodoxie het heft in handen aan dit instituut: voorop de fanatieke Meijer Lehren, die van 1827 tot zijn dood (28 Mei 1861) president-curator was.
De werkzaamheid van Meijer en zijn beide broeders: Hirschel, de oudste en Akiba, de jongste der drie, is door velerlei oorzaken weggedoken achter nevels van legenden. Maar wel allereerst, doordat in de 19e en 20e eeuw niemand de vlijt, de liefde én de kennis van zaken in zich verenigde om het Hebreeuwse (thans in Jeruzalem bestudeerde) archief van de Pedikim en de Amarcalim, de door de Lehrens gestichte inzamelingsbeweging voor de armen van Palestina, te bewerken.
Hoezeer hun sociaal-economische activiteit ook tot velerlei beschouwingen dringt, hier zal voornamelijk plaats mogen zijn voor hun Jodendomsopvattingen, verankerd in mystiek en diep doorvoeld traditioneel geloof. Reizigers waren geboeid door de opmerkelijke Joodse gaafheid van kundige bankiers, die duizenden spendeerden voor uitgaven op Joods-wetenschappelijk gebied; die op Sabbath in witte kleren waren gelkeed, in wier milieu op Sjawoengot (het Wekenfeest) mystieke hymnen werden gezongen, die een Josua Yellin imponeerden.
Fierheid typeerde een slag Joden, dat ons — om een moderne term te gebruiken — nationaal aandoet. Bij Willem I verscheen Hirschel eens op een audiëntie, gedurende de Omertijd,1) ongeschoren, omdat de Joodse traditie wekenlang het af nemen van de baard verbiedt. Zijn excuus luidde: om de wet van een aards koning te eerbiedigen, voegt het mij niet een instelling van den hemelschen Koning te niet te doen. De koning-koopman gaf zich gewonnen.
Karl Marx, die hun kantoor aan de Amstel in 1843 bezocht, was gefrappeerd door de eigenaardige gang van zaken. Zijn karakteristiek — ingelijst in het voor hem typerende Joodse antisemitisme — moge hier volgen:
„Neem bijvoorbeeld Amsterdam, een stad, die de toevluchtshaven was van velen van de ergste afstammelingen van de Joden, die, door Ferdinand en Isabella uit Spanje verdreven, na een poosje in Portugal te hebben vertoefd, ook daarvandaan werden verdreven en tenslotte een veilige toevlucht vonden in Holland. In Amsterdam alleen al tellen zij niet minder dan 35.000, waarvan velen gewikkeld zijn in dit
21
1
Omertijd = tijd tussen Pesach en Sjawoengot (tussen Pasen en Pinksteren).