[...] J.K. Rensburg, dichter, Dante-vertaler, utopisch socialist, schepper van een wereldtaal en het inter-astraal naturalisme en tot het einde van zijn armoedig, non-conformistisch leven, dat kwam toen hij, 72 jaar oud, de gaskamer van Sobibor werd binnengedreven, naief en weerloos als een kind.
De weinige boeken van Rensburg die een uitgever vonden, zijn verdwenen. Ik bezit zijn satirische ‘Sonnetten van Piet Lut’, een bij S.L. van Looy verschenen boekje, dat ik vóór de oorlog eens voor een dubbeltje op de markt kocht, omdat ik de naam van de schrijver kende. Maar hoe?
Niet uit de literatuurlessen op school, maar uit de talloze anekdoten die oude toneelspelers over het Amsterdamse kunstenaarswereldje in de twintiger en dertiger jaren vertelden. Altijd weer speelde Rens, zoals hij werd genoemd, daarin de rol van het gewillige slachtoffer der vaak ruwe grappen. [...] 7
Wie was de man die ‘na een leven lang te zijn uitgelachen, ook nog zou worden verbrand?’
Jaap Meijer heeft getracht op deze vraag een afdoend antwoord te geven in zijn boek ‘J.K. Rensburg, een Joodse Graalzoeker’ [...]. Het is een voortreffelijk gedocumenteerd, vaak aangrijpend geschrift dat een haarscherp portret schildert van een door talloze anekdotes vertekende figuur, wiens levensstijl het bevattingsvermogen der ‘Leidseplein-kabouters’ van zijn tijd verre te boven ging.
In zijn poging Rensburg recht te doen, probeert Meijer in het geheel niet een held van hem te maken.
Hij volgt hem met sympathie, maar kritisch en ziet ook de grootheidswaan van de maniak in Rensburg. [...]
Simon Carmiggelt in zijn Kronkel ‘Rens’ in Het Parool van 30 juni 1976.