JACOB ISRAËL DE HAAN
200 De onschuld der kinderen is een leugen van groote menschen, die nooit onschuldig zijn geweest.
201 Men moet sterker zijn dan zijne vijanden en zwakker zijn dan zijne vrienden om niet onder te gaan.
202 De waanzin van eenen krankzinnige lokt meer dan de voorzichtige wijsheid van een geslaagd mensch.
203 Niet werklieden maken ramen en ruiten, maar mijne oogen, die gemaakt zijn door de zon.
204 Samengestelde ellende kan ik wel dragen. Eenvoudige ellende niet.
205 Het Leven is la mort met frases.
206 O, wat is mijn leven een slechte repetitie! Welk een decor! Welk een rolverdeeling! En nooit komt de opvoering.
207 Groote genegenheid gaat en komt dadelijk. Kleine genegenheid gluipt en sluipt.
208 Geluk is diepe rust. Genot is ondiepe onrust.
209 Een geweten en een propagandist zwijgen nooit en zijn absoluut niet tot rede te brengen.
26