JACOB ISRAËL DE HAAN
119 Het mooie van een regel zijn de uitzonderingen.
120 Bij het vuur, waaraan men zich gebrand heeft, warmt men zich het best.
121 Als ik mijne vertellingen schrijf heb ik eene keurige pen in mijne rechterhand en verfijnde sidderingen van genot.
122 Ik veracht alle vaderlanden, behalve de hel.
123 Wie durft te leven sterft gehaat en verlaten.
124 Ik maak verfijnde feesten met licht, bloemen, druiven en geuren. Maar zonder gasten, want ik vier altijd alleen.
125 De maatschappij is even gedetermineerd als de enkeling.
126 In de tooneelspelen van Maeterlinck wordt het gesprek niet stil, omdat de menschen zwijgen. Maar in de tooneelspelen van Maeterlinck zwijgen de menschen, omdat het zoo verschrikkelijk stil wordt.
127 Leven is: onafhankelijk zijn, tot de dood daarop volgt.
18