JACOB ISRAËL DE HAAN 99 Een mensch ageert niet, maar hij reageert.
100 Het leven in eene groote stad is voortreffelijk en doordringend, omdat in eene groote stad zoowel de slechtste als de beste menschen wonen.
101 Sinds de ontdekking van de menschelijkheid is de menschheid achteruit gegaan.
102 Behalve om mij zelven lach ik het meest om de andere menschen.
103 De minderheid is de grootste helft.
104 Genegenheid leeft éénen dag en sterft daarna levenslang.
105 Het is niet erg, dat het leven kort is, maar het is wel erg, dat de dagen lang zijn.
106 Ik gevoel eene dringende behoefte om iets tegen iemand te zeggen, maar ik ken niemand en ik weet niet wat.
107 Een mensch zoekt genoegen of vergetelheid en hij vindt zich zelven of niets.
108 De menschen leven te weinig en zij lezen te veel. Dus worden zij onwijs en geleerd.
16