jacob israël de haan
Betaal, nog negen stuivers over.
- Nou, dan neem ik 't bordje maar af... dag m'neer... wanneer komt u d'rop?
- Ik denk maandag, maar misschien zaterdag... reken u maar op zaterdag, dat is beter, de boel is toch leeg... dag juffrouw...
- Dag m'neer.
Dan vlug naar huis, al over twaalven... gauw even 'n ons worst1 meenemen.
En blij-vlug door de altijd nog raasruisende regen naar thuis. M'n keep over m'n arm, die zwaar werd en m'n jas doornat.
Sam lag op de grond achterover in een stel kussens z'n ogen droomvaag. -Dag...
- Goeiendag... ben je al terug?
- Al terug?... ik ben goddomme doornat.
- Regent 't nog zo?
- Nou of't, heb je geslapen?
-Ja... gesoesd, nou je 't zegt, hoor ik ook, dat 't regent... ben je klaar?
-Ja, een prachtige kamer met 'n dubbel alkoof, zeg, en achttien pop, niet duur hè?
- Nee, dat 's goed, wanneer gaan we d'r heen?
- Ik dacht van zaterdag... zeg, Sam, ik heb zo bar gesjouwd, geef me 'n zoen.
- Nee, hoor... neem d'r maar een als je zin hebt...
En over het bruine gezicht van Sam boog ik heen.2 Met een verende borstbuiging boog hij op en gaf me een slag tegen mijn
1. Volgens Pijpelijnljes tweede versie (/'2) gekocht bij Noack, een delicatessenzaak met veel winkels in Amsterdam, onder andere in de Utrechtsestraat. De worst kost 11 cent, dat is duur voor die tijd
2. In P 2 wordt op deze plaats flink gezoend: 'Dan heerlijk begerend over z'n lelijk gezicht boog ik heen ... en zoende hem . . . zoende hem . . . zoals hij daar lag . . . slap in zijn armen . . .'
32