jacob israël de haan
huizen as wij, maar ze hèt natuurlijk beter kenne verhuren en nou moeten wij d'r af. 't Is netjes.
- Nee, juffrouw, daar hèt meneer Sam nou toch gelijk in, netjes is 't niet, dat moet ik ook zegge.
- Netjes... netjes... wie praat d'r van netjes, iedereen zoekt z'n voordeel, u net zo goed as ik. Ik breek m'n hele huishouë op, ik gaan in een conditie1...
- Donder dan eerst de kamer uit, zeg.
- Afïïjn, ik zie 't wel, m'neer Sam hèt weer een boze bui... maar ik heb 't u gezegd...
Sam lag weer in zijn luie stoel, waaruit hij niet op was geweest. Het regende ruisend, over de ramen rotelde2 de wind, die de dikke droppels dun langs 't glas uitsloeg. Ik keek er naar. De straat was leeggeregend. Onder een broodkar zat een hond met natte haarbosjes op z'n rug, de broodjongen in een portiek.
- Zeg, Sam, een mooie lol nou te verhuizen, we zitten net goed hier...
- We verhuizen niet... we blijven stil hier...
- Toe nou, maak nou geen herrie... as ze ons kwijt wil, moeten we d'r toch af... ik zal wel wat anders zoeken...
- Ik verdom 't tenminste, om in die regen te lopen... zeg, asjeblieft niet weer boven een stal...
- Nee... dan zal ik maar dadelijk gaan...
-Ja, dat 's goed... ik heb koppijn, ik ga slapen...
- Zo, je laat mij maar in de regen lopen...
- O, moeten we soms alle twee... ga niet... laat maar stil duvelen, 't zal gerust wel op z'n pootjes terecht komen....
- Nou dag...
Vlak op de straatdeur stond de wind en ik had 'm net van voren.
1. Interne dienstbetrekking
2. Zuidnederlands voor: ratelen
26