Jacob Israël de Haan (1881-1924), in de Nederlandse literatuurgeschiedenis bekend als dichter, verwierf zich in 1904 en in de jaren daaropvolgend als prozaschrijver een ietwat 'scandaleuze' reputatie.
Met de roman ondercancen (1907) schreef De Haan, zoals hij zelf zei, een werk 'van andere geaardheid'. Anders namelijk dan in de roman pijpelijntjes en anders dan in de nerveuze vertellingen spelen in dit werk vrouwen de hoofdrol. Mannen gaan dood of emigreren.
De avonturen van de verpleegster Anna van Arkel en haar zuster Liesbeth zijn inderdaad scandaleus. In een wurgend gevecht op leven en dood, wreed en vol psychologisch raffinement beschreven, ziet men de één de ander in haar macht krijgen.
Dit vroege vrouwenboek, dat een ereplaats verdient ook op de feministische boekenplank, werd opgedragen aan De Haans echtgenoot, de arts Johanna van Maarseveen (1872-1946), feministe van het eerste uur.
Deze ongewone verpleegstersroman verscheen in 1907 in afleveringen in een tijdschrift. Door tegenwerking kwam het nooit tot een uitgave in boekvorm. Ook in officiële De Haan-studies werd ondergangen steeds doodgezwegen.
Zo heeft het tot 1984 moeten duren voordat die schade werd ingehaald en dit spannende boek aan een groot lezerspubliek ter beschikking kon worden gesteld.
UITGEVERIJ BERT BAKKER