Koningin In De Stad.
IV.
(Voor onze mannen kan ze niets doen.)
Onze mannen hongeren langs de straat,
En zij kan d'r niets aan doen, Ze hebben geen eten, ze weten geen raad,
En zij wil d'r niets aan doen, O, mannen van Holland, onthoudt 't toch goed, We hebben een koningin, die niets doet, Dan vriend'lijk buigen en lachen.
Onze kinderen hongeren half dood,
En zij wil d'r niets aan doen, Ze hebben geen kleeren, ze hebben geen brood,
O, zij wil d'r niets aan doen, Mijn mannen van Holland, onthoudt 't altijd, Hoe de koningin zich enkel wijdt, Aan vriend'lijk buigen en lachen.
Maar o, als ze dan maar buigt en lacht,
En niets voor ons wil doen, Dan sluiten we aan met onbreekb 're kracht,
En zullen 't zelf wel doen, O, mannen van Holland, sluit aan voor den strijd, Om brood voor je kind'ren, 't is nu geen tijd, Voor vriend'lijk buigen en lachen.