Geschiedenis der Portugeesche Joden te Amsterdam 1593-1925

VIII

In de tweede plaats heb ik getracht het. aandeel, dat zij gehad hebben in de ontwikkeling van den groothandel en de kolonisatie, in kunst en wetenschap, op financiëel en economisch gebied, te schetsen, en aan te toonen, dat zij in niet geringe mate hebben meegewerkt aan den bloei van Amsterdam in het bijzonder en van Nederland in het algemeen.

Bij het schrijven van dit boek mocht ik van verschillende zijden nuttige wenken en interessante gegevens ontvangen. De Heer S. Seeligmann, de bekende vorscher op het gebied der Joodsche geschiedenis, had de welwillendheid, het handschrift door te zien en mij vele belangrijke wenken te geven. De Heer A. J. Mendes da Costa, Secretaris der Portugeesch-Israëlie-tische Gemeente, was zoo vriendelijk mij uit authentieke bronnen menige mededeeling te verstrekken. Ook Mr. Izak Prins, geen vreemdeling op Joodsch-historisch gebied, en dé als steeds welwillende Conservator der Bibliotheca Rosen-thaliana, de Heer J. M. Hillesum, waren mij tot voorlichting.

Een oprecht woord van dank komt ook Parnassim der Portugeesch-Israëlietische Gemeente toe, die, evenals de Commissie tot het aanbieden van een huldeblijk aan de Synagoge, door het schenken eener subsidie de uitgave van dit werk in deze uitvoering meer mogelijk hebben gemaakt. De Heer A. Tailleur, Directeur-Uitgever van het Joodsche Weekblad „de Vrijdagavond” was zoo vriendelijk, een aantal cliché’s ter reproductie af te staan. Ook hem zij daarvoor dank gebracht. Eindelijk betuig ik mijn erkentelijkheid aan mijn waarde vrouw, die mij steeds heeft aangespoord en ook het hare er toe heeft bijgedragen, dat dit boek thans heeft kunnen verschijnen.

Moge het tweeledig doel, dat ik mij gesteld heb, verwezenlijkt worden!

Amsterdam, 14 Mei 1925.