10
tusschen de Remonstranten en Contra-Remonstranten eerst-genoemden (wien de openlijke uitoefening van hun godsdienst was ontzegd) zich beriepen op de verdraagzaamheid, jegens de Joden betoond om hun godsdienst ongehinderd te kunnen belijden. Het gevolg hiervan was, dat de Staten van Holland in 1615 een Commissie benoemden ten einde een Reglement voor de „Joodsche natie” te ontwerpen. De vruchten hiervan waren twee ontwerpen, een van den Pensionaris van Rotterdam, Hugo de Groot, en een van Reinier Pauw', Burgemeester van Amsterdam. De inhoud van Pauw’s ontwerp is tot nu toe onbekend gebleven, die van de Groot is ons bewaard gebleven door een copie uit den tijd, welke zich in de Bibliotheek van het Portugeesch Israëlietisch Seminarium „Ets Haïm” bevindt (zie afb. pag. 9). De beroemde rechtsgeleerde en Staatsman kweet zich van zijn taak door het opstellen vanveen „Remonstrantie nopende de orders, die in de landen van Holland en West-Friesland dienen gesteld op de Joden”. In de inleiding tot zijn belangrijk stuk verklaart Grotius, dat het een zaak van slecht inzicht is geweest, dat de Joden zonder voorafgaande regeling en tegen de oude plakkaten in, in dit land zijn gekomen en door eenige steden met groote beloften van vrijheden waren opgenomen. Hij stelde drie principiëele vragen: le of men de Joden hier te lande behoort te tolereeren; 2e of men hun vrijheid van godsdienst zal ver-leenen en 3e met welke middelen men op de beste wijze zal kunnen verhoeden, dat daaruit noch in godsdienstig noch in politiek opzicht moeilijkheden konden ontstaan.
De eerste vraag beantwoordt hij bevestigend, terwijl hij omtrent het tweede vraagpunt van meening is dat men, in tegenstelling met den Katholieken, den Joden zulks wèl kon toestaan. De Katholieken, zegt de ontwerper verder, zullen hiertegen niets kunnen aanvoerep, daar zij, vooral in den kerkdijken Staat, den niet-Katholieken evenmin deze vrijheid gunden. Wat de derde vraag betreft, stelt Grotius een Reglement bestaande uit 49 artikelen voor, dat de voorwaarden bevat, waaronder de Jodeh zullen kunnen worden toegelaten met vrije uitoefening van hun godsdienst. In Amsterdam wil hij niet meer dan 300 Joodsche families