De Arbeidsovereenkomsten in de Diamantindustrie

Het sluiten der overeenkomst.

Tot de geldigheid der overeenkomsten worden door art. 1356 B. W. vier voorwaarden geeischt: toestemming van partijen, bekwaamheid zich te verbinden, ’n bepaald onderwerp, en ’n geoorloofde oorzaak.

Zijn de laatste drie voorwaarden aanwezig, dan komt de overeenkomst dus tot stand zoodra beide partijen hunne toestemming hebben gegeven , over en weer dus eikaars condities hebben aangenomen. Artt. 1357—1364 zeggen dan wat rechtens is, indien deze toestemming slechts schijnbaar is, — indien dwaling, dwang of bedrog eene rol gespeeld hebben bij de verklaring van een der partijen.

Het contract van den diamantwerker is, wat zijn ontstaan en zijne geldigheid betreft, aan de algemeene voorschriften onderworpen. Het is dus gesloten, zoodra partijen het ééns zijn omtrent den inboud van bet te sluiten contract — en vereischt daartoe geene bijzondere vorm.

Zoodra partijen het ééns zijn. In den regel gaat dit zóó in zijn werk, dat de werkman aan het kantoor van den juwelier om werk komt vragen, de juwelier hem dat geeft, onder aanwijzing meestal van den gang dien de arbeider bij zijne werkzaamheden heeft te volgen, of van de eischen die aan het fabrikaat worden gesteld, wil dit aan zijn doel beantwoorden.