Andere zaken hebben een verschillende betekenis in Amerika en in Holland; wij noemen het vieren van Kerstmis, waarbij in Nederland meer nadruk wordt gelegd op de religieuze aspecten, en verder de andere sociale functie van de „club”.
Bovendien hebben wij andere vragen gesteld omdat andere details onze speciale aandacht trokken. Als voorbeelden noemen wij onze vragen over Joodse onderwerpen waar men belangstelling voor heeft en over het navolgen van de religieuze praktijk in de generaties.
Tenslotte noem ik nog onder de verschillen met het onderzoek van Shapiro het vele gebruik bij de Amerikaanse enquête van beweringen, welke de geïnterviewde moet aanvaarden of afwijzen. Wij hebben van deze methode bijna geen gebruik gemaakt.
Verder hebben wij in deze publicaties geen theoretische verantwoording kunnen vinden. Dit laatste is wel het geval bij het werk van
A. Antonovsky „The Ideologies of American Jews”1. Dit proefschrift is veruit het meest diepgaande sociaalwetenschappelijke onderzoek dat tot nu toe verschenen is over een Joodse minderheidsgroep in een bepaald gebied. Hierin werd een steekproef getrokken uit de gehele gehuwde mannelijke Joodse bevolking in New Haven, voorzover bekend aan de besturen van de Joodse geldinzamelingsinstituten, en bovendien een beperkter steekproef uit de Joodse studentenbevolking in Yale. Wij hebben dan ook op enkele plaatsen vergelijkingen gemaakt tussen de uitkomsten van dit onderzoek en het onze, waarbij als algemene tendentie opviel: een grotere Joodse kennis en een mindere desintegratie van de Joodse groep in New Haven vergeleken met de Amsterdamse Joden. Wel blijven er nog verschillen tussen onze studie en die van Antonovsky, zowel wat de techniek van de enquête betreft als ten aanzien van de analyse en de daaraan verbonden theorieën.
Zo geven wij in de questionnaire steeds de voorkeur aan het vragen naar het doen of nalaten van handelingen, liever dan de geënquêteerden hun meningen over deze handelingen te laten verkondigen, daar deze, vaak om uiteenlopende redenen, niet geheel waarheidsgetrouw
26
1
A Study in Definitions of a Marginal Situation, Yale University 1955. Wij danken hier Dr. J. E. Ellemers, die ons de fotocopie van het oorspronkelijke proefschrift ter inzage gaf.