Joodse civilisatie. De Nederlandse Joden, eens spreekwoordelijk bekend bij de Oost-Joodse bevolking1 om hun hoge graad van assimilatie en hun daarmede samenhangende gebrek aan gedegen Joodse kennis, bleken voorlopers geweest te zijn van de meerderheid der Joodse diaspora en hun Jodennoodsproblemen zijn de problemen van heden en morgen van de Joden in Rusland en Amerika.
Tenslotte zijn er de technische moeilijkheden, die samenhangen met het vaststellen van populatie en steekproef bij de assimilerende en geassimileerde Joden die vaak geen contact (wensen te) hebben met enige Joodse instantie, waardoor hun adressen moeilijk of onmogelijk te vinden zijn. (Wij komen hierop in hoofdstuk 4 terug).
Ter illustratie van het bovenstaande halen wij een Amerikaans artikel aan:
„There are probably a hundred people, and more, whose profession it is to discover all that can be known about the Jews in Jerusalem in the first century; there does not seem to be one who has the same duty fbr the Jews of New York in the twentieth century”2.
22
1
Ik citeer uit H. L. Perets, de Oost-Joodse volksschrijver uit het einde der 19e eeuw uit zijn „Wonderen op de Zee” in de vertaling van C. J. Hildesheim in de verzameling „Joodsche Volksverhalen”, uitgekomen bij de Wereldbibliotheek (1926): „Dat ge-heele etmaal zit dan de familie in de Hollandsche Sjoel, en luistert hoe het koor zingt, hoe het orgel speelt, hoe de Gazzen op zijn manier de gebeden voordraagt... en men heeft er geen woord van begrepen. Zij keken alleen maar naar de Oroun-Koudesj, naar den Rabbijn, die predikte, met ’n gouden mutsje op het hoofd. Als het gouden mutsje opstond, gingen zij ook staan, ging het gouden mutsje zitten, dan namen ook zij weer plaats. Soms, als Satie vermoeid indommelde, heeft zijn buurman hem met den elleboog gewekt, wanneer hij moest gaan staan ... En dat was de geheele Joum Kippoer. Dat het een dag des oordeels is, waarop zelfs de visschen in het water beven, en van wat er in de hemel geschiedt - daarvan heeft Satie niets geweten. Het was bij hem gewoonte, om geheel nuchter, zonder iets genuttigd te hebben, te luisteren naar koor en orgel, en dat na Ngieloo (hij wist zelfs niet, dat het „Ngieloo” genoemd werd) men te zamen naar den Sjouget gaat voor het avondeten ...
Misschien wist de Sjouget-zelf ook niet veel méér ervan - Holland! ”
(Zie voor de betekenis van de Jiddische en Hebreeuwse uitdrukkingen, die hier en elders in deze studie gebruikt zijn, bijlage 4, blz. 173).
2
„The Jews” Social patterns of an American Group, edited by Marshall Sklare, 1958 — The Free Press, Glencoe, Illinois.