Tabel 111. Vestiging in Israël, (vragen 60 en 52)
overwogen
niet
overwogen
totaal
Hebreeuws lezenden
35
44
79
niet Hebreeuws lezenden
28
102
130
63
146
209
Methode der 2 x 2-tabel (/^-benadering) = 11.04 0,00034: < kr < 0,00046
Het toetsingsresultaat geeft een zeer sterke indicatie, dat relatief meer Hebreeuws lezende Joden vestiging in Israël hebben overwogen dan niet Hebreeuws lezende Joden.
Nadat wij in het voorgaande een tweetal conserverende factoren hebben aangegeven is het interessant om nog vast te stellen hoe deze krachten zich in feite onderling verhouden. Het zou kunnen zijn dat een gegeven geheel afhankelijk is van een ander gegeven. Wanneer om een extreem voorbeeld te stellen, een uitgesproken meerderheid van hen die een Joods beroep hebben gekozen dit gedaan heeft, omdat men daar gemakkelijker Hebreeuws kan leren, dan zou het werkzaam zijn in het beroep op zichzelf weleens geen verband kunnen houden met de wens „de Joden als aparte groep te handhaven”, maar zou het al of niet kennen van het Hebreeuws de bepalende factor zijn. In dat geval zouden leden van de Joodse beroepsgroep niet meer voorkeur vertonen voor het handhaven van Joden als aparte groep dan de rest van onze steekproef. Het gaat er dus om in hoeverre de conserverende factoren „Joodse beroepen” en „kennis van Hebreeuws” bij de vragen over „het handhaven van Joden als aparte groep” en „de wens als Jood herboren te worden” elkaar in zo’n grote mate beïnvloeden dat men niet meer van onafhankelijke krachten kan spreken. Hiervoor isoleren wij dus steeds een factor om de kracht van de andere te meten.
Hiervoor was nodig de toetsing van het effect van een derde Massificatie. De techniek van deze toesting is geheel uitgevoerd door het Mathematisch Centrum in Amsterdam en het rapport, dat dit instituut aan ons heeft uitgebracht, hebben wij in zijn geheel overgenomen, onder bijlage nr. 3, blz. 16$.
De gevonden gegevens geven een sterke indicatie van de juistheid
114