In de Amerikaanse enquête werd in het algemeen gevraagd of men lid was van een Joodse organisatie. Deze vraag in onze enquête heeft weinig opgeleverd, omdat de Nederlandse Jood in veel mindere mate dan de Amerikaanse een verenigingsman is.
Daarom is in Nederlandse verhoudingen voor het meten van sociale relaties1 de hierop volgende vraag van veel meer belang.
Tabel 88 A (vraag 9)
Wanneer U nu de mensen die regelmatig bij U komen in Uw huiskamer en door U als vrienden ojgoede kennissen worden beschouwd in gedachte neemt, bestaat deze kring dan uit:
overwegend Joden 62 - 29% overwegend niet-Joden 81 - 39% gelijkmatig verdeeld 67 - 32%
Opmerkelijk was dat bij deze en dergelijke vragen door de geënquêteerden nimmer werd gevraagd om een definitie of een omschrijving van het begrip Jood. Men kon klaarblijkelijk voor zichzelf zonder problemen een duidelijk onderscheid maken tussen Joden en niet-Joden.
Hetzelfde verschijnsel kwam tot uiting bij de vraag of men zichzelf als Jood beschouwde. Niet alleen beantwoordde de overwegende meerderheid, 92%, deze vraag met ja, maar ook gaf geen enkele der geïnterviewden een ontwijkend antwoord in de zin van „ik weet het niet”, „misschien wel, misschien niet” en dergelijke.
Tabel 89 (vraag 46)
Beschouwt U zichzelf als Jood? ja 194 — 92%
nee 16 - 8%
Dat het zich identificeren als Jood niet voortkomt uit een geloofsbelijdenis blijkt wel uit de volgende tabel.
Dus wat Lammers noemt: interactie in de ui terlijke samenhang der organisatie.
102