dele gekenmerkt door een intellectueel gedragspatroon. Een juiste waarneming (meer intellectuelen bij Joden dan bij anderen) leidt tot een valse conclusie (de meeste Joden zijn min of meer intellectueel). Zo gaf b.v. een door ons geïnterviewde medicus als antwoord op de vraag of men een beroemde persoon wilde noemen: „Einstein en Freud, dat zegt toch iedereen”. Hij zou verbaasd zijn over het aantal voetbalhelden, radiosprekers en tophitzangers, welke genoemd werden.
Dit gebrek aan intellectuele scholing gaat samen met een weinig specifiek Joodse vorming. Het sluit echter niet uit dat men vrijblijvend wel een Joodse vorming wenselijk acht.
Tabel 8j (vraag £4)
Zijn Uw kinderen lid van
een Joodse jeugdorganisatie?
ja
44
nee
90
geen in aanmerking komende kinderen
75
Tabel 88 (vraag $5)
Vindt U het gewenst dat Joodse kinderen:
a. op enige wijze in Joods verenigingsverband opgenomen zijn?
ja
134 - 63%
nee
72 - 34%
geen oordeel
6- 3%
b. Joods onderwijs genieten? ja
163 - 78%
nee
42 - 20%
geen oordeel
4" 2%
c. bij andere Joodse activiteiten betrokken zouden zijn?
Ja
!3 5 ~ 64%
nee
61 - 29%
geen oordeel
14- 7%
Hier ziet men duidelijk dat nog lang niet altijd allen die zeggen te wensen dat Joodse kinderen in enig Joods verenigingsverband worden opgenomen, dit in feite met hun eigen kinderen verwezenlijken.
Wij verwijzen hierbij naar onze opmerking op blz. 2 7.
I 01