Die dag komt ook: waarop voor veertig jaren,
de rechterhanden in elkaar gelegd,
zij dat eenvoudig woord hebben gezegd,
waardoor zij geen enkelingen meer waren,
maar twee, tot éen geheel verbonden,
geheiligden door wie de schepping schrijdt;
en door hun adem ben ik uitgezonden
tot deze wildernis van tijd,
en door hun kracht heb ik de kracht gevonden,
de angstaanjagende waanzinnigheid
van dit bestaan te peilen tot de gronden.
Nu komt die dag, nu staan mijn ogen strak, er zijn geen tranen meer voor dit verdriet; de wind doorvaart mij en mijn leven ziet hoe eeuwigheid ook deze levens brak.
De hemel spant zijn onbewogen floers.
Er moet de liefde zijn — vergeef het mij: in deze pijn ervaart het hart geen koers, te martelend trekt alles weer voorbij.
28 Maart 1945
25