Er was eens een rinoceros, die zocht een onderdak in Oss, wijl men daar, naar hij had vernomen, zo mooi van Afrika kon dromen.
Het enige bezwaar was, dat hij een geremde aanleg had, zodat hij er niet in kon slagen de mensen naar de weg te vragen.
d-C
Verloren trippelde hij rond en opende hij eens zijn mond, dan was er niemand die bleef staan tot hij zijn woordje had gedaan.
Maar hij begreep te langen leste, dat men hem geenszins wilde pesten, doch slechts gekweld door woningnood voor zijn gebaar de ogen sloot.
31