Een baliekluiver stond heel zacht — het was al drie uur in de nacht — te kluiven op de Prinsengracht.
Het ijzer van de balie was zo nat als een jeneverplas, de baliekluiver slecht bij kas.
Toen een agent hem dan ook vroeg waarom hij zich aldus gedroeg, zei hij: ”Ik kan niet naar de kroeg”,
23