STORM UIT HET OOSTEN
V
De storm
Leven is huiveren van eenzaamheid of gillen in een ruimte zonder grens of wankelen onder het wit-hete licht dat op de vuurplaat van de aarde hamert.
Wie leven zeggen moet, is reeds niet meer een mens die leven in zijn lijf verduurt, zijn mond splijt open als een kratermond en braakt verloren vuur in het heelal, het gloeiend puin van zijn verwoest geloof en van zijn liefde die geen wegen vond om door de bulderende wildernis der wereld ooit van hart tot hart te gaan.
Zo hij een zin te achterhalen poogt, dan nog alleen in het scharlakenrood van rampen die de aarde openwoelen onder des mensen radeloze voet en regenen zijn ogen dicht met as en wringen zijn gedachten uit het lid, terwijl het leven in hem schreeuwt en slaat, een blinde dans volvoert om zich te redden in een bestaan dat al niet meer bestaat.
Want hiertoe heeft de mens zichzelf bestemd: zijn hartstocht op te jagen tot voorbij de verste grenzen van haar machtsbereik; tegen de witte nacht van het heelal de fakkel van zijn eenzaamheid te werpen,
24