TUT
•JL JLet najaar woedde en woelde, joeg mensen op, teisterde daken en schoorstenen en liep en passant door een ruit. Een kort gerinkel van scherven en reeds begonnen binnenshuis men sen noodvoorzieningen te maken, opdat er orde zou blijven heersen.
Alfred was al vaak langs een razende zee naar huis gelopen, steeds met het gevoel dat hij de natuur tartte. Ergens was het licht van een straatlantaarn uitgevallen. In het donker omklemde hij de paal die koud en klam was, alsof hij reeds door honderden handen was aangeraakt. Zo hield ook Alfred nu de paal een ogenblik vast. Het metaal scheen uit duizend zuignappen te bestaan, die blijkbaar geen andere functie hadden dan hem vast te houden.
Hij voelde zich wanhopig worden, tot hem iets te binnen schoot. Een gesprek met een kennis die een telepathische séance had bijgewoond. De suggestie dat hij zijn handen niet kon losmaken had gewerkt tot iemand onder het publiek uitriep dat het allemaal bedrog was. Onmiddellijk gingen er armen in de hoogte.