Hij zat er amper, toen de bende dwars door het palmenbosje rende.
De man daar hoog boven de grond at zand met ogen, neus en mond.
Hij leed, maar tussen ?t lijden door spitste hij levendig het oor.
Want welk geluid vernam hij daar?
Dat was een olifantenschaar!
Terwijl hij, door het zand verblind, daar hing te zwaaien in de wind, bedacht hij, dat zijn reisdoel was: jacht op het olifantenras!
De palmen kraakten in het rond, want is een olifant gezond, dan rent zo’n dikhuid onverschrokken de zwaarste bomen van de sokken.
Daar kraakte ook de palm waarin de jagersman zat. Niettemin wierp hij met elegant gebaar zijn lasso uit over de schaar.
Op dit moment schoot onze heer de ruimte door gelijk een speer, want — 5t was wel te voorzien geweest — zijn trouwe boomstam gaf de geest.
Hij had als olifantenvriend zijn sporen niet vergeefs verdiend, en bleef, voortsuizende, bedacht op ’t hoofddoel van zijn reis: de jacht,
7