De jager veegde zich 5t gelaat droog met een slip van zijn gewaad. Het moest vergeefse moeite heten, want hij begon opnieuw te zweten.
Hij las het dwangbevel eens over, dat trilde in zijn hand als lover. Beheerst bleef hij in 5t grootst gevaar, nu beefde hij voor Jn ambtenaar.
„Mijnheer,” zo vroeg de bonelat, „betaalt u, ja of nee?” Met mat gebaar wees de verslagen jager hem op de bankbiljettendrager.
De hundel bankpapier gleed ras in 5s deurwaarders versleten jas.
De mensen trokken allen heen en ook de olifant verdween.
De heer, met neergeslagen ogen, stond tien minuten onbewogen.
Hij dacht aan glorie, die verging tot sombere herinnering.
Toen hij zijn blik weer heeft verheven en dacht, dat hem niets was gebleven, zag hij aan ?t einde van de aard opeens de olifantenstaart.
Hij maakte een verrukte sprong, terwijl hij in vervoering zong:
„Ik blijf een jager voor en na!
Ik reis opnieuw naar Afrika!”
32