al voelde ze, dat hij met haar was begaan. Dat was al iets. Van een ander zou ze het misschien niet hebben verdragen. Maar van Dries kon ze alles velen. Altijd had ze ernaar gehunkerd, de lasten van haar arme hart voor iemand te kunnen blootleggen.
Zij waren een eindje de duinen in gewandeld en zaten onder de dennen.
— Geluk, zei Dries, en hij keek haar met strakke oogen aan, alsof er een Evangelie zou volgen, geluk is een afwijking van den menschelijken geest. Van nature is de mensch ongelukkig. Maar dit te beseffen is het eenige geluk, dat voor een van nature ongelukkig schepsel is weggelegd.
Louise kromp ineen. Het was hard, zoo-iets te moeten hooren. Was hij werkelijk zoo'n grondelooze pessimist? Zonder het zelf te weten, nam ze zijn handen, alsof ze steun zocht.
Dries voelde de beteekenis van het gebaar en werd erdoor ontroerd. — Ik moet m'n bek houden, dacht hij. Ik ben al veel te ver gegaan met dat arme schepsel.
Hij stond op en trok haar mee de hoogte in.
42