Ongeveer drie kwartier rijden was het naar het landhuis. Een breed pad voerde naar de villa, die eenige honderden meters van den grooten weg door de duinen was gelegen.
De huisbewaarder stond bij het einde van de oprijlaan.
— Dag, meneer Dries. Dag, dame. En hun tennisuitrusting ziende, vroeg hij:
— Komt u een partijtje spelen?
— Ja, we komen eens kijken of de baan nog niet door ’t onkruid overwoekerd is, zei Dries lachend.
— Onkruid? Dat zal wel losloopen, meneer.
Louise bewonderde het groote baksteenen buitenverblijf met de landhuisbedek-king.
— Dat ziet er fijn uit, zeg.
— Dat zou ’k denken, antwoordde Dries, 't Hutje staat er ook pas twee jaar. En Dirk, m'n broer, houdt niet van half werk.
Louise begreep er eigenlijk minder dan ooit van. Ofschoon de luiken gesloten waren, maakte het huis een indruk van