— Je ziet er toch heusch al lief uit, verzekerde Dries.
Het was inderdaad waar. Louise mocht niet mooi zijn, haar trekken hadden een aristocratische regelmaat en zij was slank van gestalte. Meestal echter had haar verschijning een zekere schuchterheid en matheid.
Die schuchterheid kwam sterk naar voren, toen ze Dries de kamer binnenloodste en hem voorstelde.
— Ma, dit is nu Dries Hart velt. Meteen trok zij zich, ietwat onhandig, terug.
Haar moeder stond op, koel en waardig.
— Aha, meneer Hartvelt, aangenaam.
— Dag, mevrouw, groette Dries. Voor mij is dit niet de eerste keer. Ik herinner me u nog best van vroeger. Ons laatste schoolfeest, werd immers door uw aanwezigheid opgeluisterd.
Dries had tegenover haar plaats genomen. Mevrouw Van der Kooy was niet van plan geweest een grooten indruk van hem te krijgen. Maar ze vond hem toch geen kwade verschijning.
36