nog wat. Het bleek, dat zijn groote broer niet tegen hem opkon. Verscheen Dries, dan had Dirk een uitbrander op de lippen, maar de eerste glimlach van den jongen ontwapende hem al. Daar kwam bij, dat Dries allerlei intelligente vragen aangaande de zaken stelde en m den tijd van een half uur een waren stroom van ideeën over het hoofd van zijn broer kon loslaten. Zoo dwaas waren die ideeën niet eens altijd. Dirk, die met gemak eenige honderden menschen beheerschte, vroeg zich dan ook dikwijls af, waarom Dries zich maar niet gewillig in den gang van het bedrijf kon schikken.
Maar veel meer tijd bracht Dries op andere wijze zoek. Toen hij op een goeden dag door de stad wandelde, had hij toevallig een meisje ontmoet, dat tegelijk met hem eindexamen had gedaan. Louise van der Kooy heette zij. Een kind van welgestelde, zelfs ietwat aristocratische ouders. Op school waren Dries en zij niet veel met elkaar in contact gekomen. Zij had den jongen steeds uit de verte bewonderd, maar wist van zijn geringe afstamming. De
28