toor. Hij meende echter, dat Dries zich van onder af moest bekwamen, opdat de jongen hem eenmaal volkomen bevoegd ter zijde zou kunnen staan in het leiden der zaken. Dries was zeer gewillig, ofschoon eenigszins nonchalant en had zich naar de afdeeling begeven, waar een aantal jongens en meisjes bezig was met het op orde houden van de kaartsystemen. Drie dagen had hij daar trouw gewerkt, totdat hij naar zijn broer was toegestapt en hem had verzocht, in Godsnaam een andere bezigheid voor hem te zoeken, want dat hij dat vervloekte gepeuter op en geclasseer van kaarten niet uithield. Aangezien een broer niet iedereen is, had Dirk hem bij de administratie der uitgaande goederen geplaatst en in een tijdsverloop van enkele maanden nog bij een paar andere afdee-lingen, want alles verveelde Dries spoedig. Hij werkte weliswaar overal vlijtig, maar al gauw werd hij zoozeer door verveling gekweld, dat hij er het bijltje bij neerlegde.
Dirk begon al te twijfelen aan de bruikbaarheid van zijn jongsten broer. Maar de laatste hoop werd hem ontnomen, toen
24