Zomer geweest
Zomer geweest. De zee gaat met open handen de nachten te lijf. In de morgen raakt mijn slaap aan haar bewegen en kan ik weerkeren alsof de eerste scheppingsdag begint.
Onder een boog van nieuwe zon komen de duinen overeind. Er blinkt zilver in hun haar. Het droogt en wordt weer jong.
Wanneer ik later met de wind meeloop spreekt ook de zee haar eerste woord.
Ik hoor het nog naklinken in een uur waarin het denken schaduw achterlaat van zijn onsterfelijkheid.