Naar de bodem
Naar de bodem van het zuiden achter mijn ogen de weg af, een schotel vol zee aan weerszijden. Toevallige huizen. Grashalmen in de kieren van het licht.
Naderende strepen van geluid door de bergstilte. De stad kruipt mij tegemoet en drukt haar grijze wangen aan mijn knieën.
Ik waad door oude mensenlevens, zweet en stof, en blijf met een rug vol bergen en rotsige straten boven de waterkant staan.