Het oude huis
Tegen een golfrug van de aarde leunde een door duizend generaties muizen en torren onderkropen boerenbehuizing, een met vegen rode verf tot blaken gebrachte ruïne.
Boven de motgaten in het dak speelde de windwijzer luchtig met cijfers: zestienhonderddertien. Eeuwen zagen knarsende op ons kleine leven neer.
Dicht bij de druppelneus der waterpomp zakte ons kevertje loom door de knieën en ving een sluimering van weken aan. Maar wij bewogen achter onze handen een nieuwe mensenwereld tegemoet.
27