Groter dan de hemel is een handvol aarde
met mensen in een levenslang gevecht
tegen de wind. Bloedvlammen doen hun huid
paars uitslaan. Hun gebaren trekken
voortdurend lijnen tussen grond en hemel.
Midden door dit barse evenwicht
rolde de autokever met zijn kijkersvolkje
dat alle vingers roeren moest
om vee en boerenopstal vast te prikken.
Door de ramen en het open dak
vielen witte stortzeeën. Het woud van onze haren
wuifde hartstochtelijk. De zon blies vurigheid
op onze neus. Het schommelwagentje
hupte met onze doorluchtige lijven
over ronde heuvelen van licht.
24