Eerste en laatste getuigen van het zijn, dezen alleen kan ik omarmen met woorden, staande houden in mijn stem totdat ook die verdampt zal zijn en al wat heden is ondergesneeuwd wordt door vergetelheid.
Daarom: nooit kan er zon genoeg zijn, nooit kan zich de mens verzadigen zolang hij alle bronnen niet heeft leeggedronken, zijn spanning door de laatste vliezen breekt en voor de vlammen van de waanzin staat.
De aarde wacht, haar huid, haar ziel, is rijp eens en voorgoed. Iedere morgen stijgt de eerste scheppingsdag boven de drempel der kenbaarheid. Geen ogenblik mindert het leven vaart, geraakt de creatieve hartstocht buiten adem.
Steeds jagen en jagen de kernen, een woelende, woedende dans, een kettingbotsing waar geen splinter bij verspringt of reeds is hij gevangen in een nieuwe dansfiguur.
Eeuwig bloeiende trossen, hangen de zonnestelsels aan de takken der zwaartekracht, de zenuwstrengen van het heelal. Gigantisch huiveren loopt door hen heen, wordt zichtbaar in vurige vlekken, witte, rode
seinen van scheppingskracht, een kosmisch morseschrift, boodschap die bij zichzelf terugkeert, onvermoeide herhaling van het enige motief: leven.
43