Fossielen
Zwijgen. De kamer sterft. Er blijft geen muur. Het bed zinkt naar de bodem van de nacht. Het donker staat. Mijn keel bereikt geen ster meer en geen mens.
Ik lig onder de dampkring weggezonken. Horen en zien leveren zich uit aan het luchtledige, langzame handen strijken hun koude palmen aan mijn zweet en drukken mij weg in gesteente waar levenden verdorren tot fossielen.
40