Het wonder
Ze komen binnen vol met vlokken licht en strooien zand en zonnewarmte rond.
De kamer beeft van hun getrappel.
Het venster praat hun naar de mond en blijft staan gapen achter hun verdwijnen de gang in waar de dag tot schemer dooft. De lege kamer heeft geen woorden over.
Het hindert niet:
het wonder wordt toch niet geloofd.
31