Nice
Met een muts van sneeuw op kijken de bergen naar het onderland waar de zon woont en de mensen pootjebaden in het licht.
Nice is een klein Parijs dat zich het stof heeft afgeblazen en verguldsel opgelegd. Rennende automobielen scheuren de lucht; veelvervige dames bezoedelen de kroon des ouderdoms. Achter hotelramen voert de rijkdom haar koude oorlog met de verveling of doet in de familiekring haar vuile was.
Ook aan de havenkant valt niemand te pletter in zijn innerlijke leegte.
Het kroegvolk is zo vastgekleefd in baarden en broeken dat ten einde raad de wanhoop het afweten laat.
18