Autorit
Wij rennen langs de aarde. Overal zien wolken op donkere benen ons in de ogen. Wij houden elkander zwijgend in evenwicht. De wind leunt met zijn koude mond tegen de ramen.
Een holle stilte jaagt fluitend achter de wielen. De hemel is tot op het wangvlak van de weg gedaald.
Wij houden elkander nog steeds in evenwicht boven de rollende zingende wielen. Wij houden elkander nog steeds in evenwicht tussen de grote wolken met hun benen van metaal.
14