NAZANG.
Alles vergaat tot sagen en visioenen,
een laat geslacht groeit langzaam naar het duister;
dan breekt de avond open in gefluister,
als blies de wind op zilveren klaroenen.
En wat zich eens den kinderen verkondde, ontbloeit tot vuur, dat door den nacht zijn klare teekens uitzendt, een dieper openbaren dan wijzen en verdroomden ooit verstonden.
Er loopt een huivering door het heelal, men ziet de grenzen van den hemel wijken, de poorten van verloren koninkrijken gaan open. Nog in dezen avond zal het hart aan de genade Gods bezwijken en rondgaan door de tuinen van het Al.
19