SEPTEMBER AAN ZEE
September legt de straten weer gereed voor overwinteraars, zij zijn opnieuw een handvol stuifsel in de westenwind en daarom diepgelovigen: men kan de aarde niet liefhebben in het gedrang van hen die samenzweren om geluk en vechten met het spotbeeld van de zon, om eindelijk de angst gelijk te geven en met de laatste hoop op zomer om de hoek van het seizoen te loor te gaan.
Die overblijven, zien het spoor
der trappelvoeten in het zand vervagen,
gordijnen toegeschoven, waar zolang
een wak geopend stond naar licht dat nooit
is doorgebroken. Nu de zomer sterft,
kan elk weer in de spiegel van de stilte
zijn eigen wezen zien ontstaan,
het hoofd vooroverbuigen naar de stem
die niets belooft dan leven tot de rand
van de vergetelheid, onscheidbaar samenzijn
der elementen wind en ademhaling.
77