SOBIBOR
Tussen de aarde en de hemel staan als oerdieren de ovens van de dood. Zeshonderd mensen, uit het licht vandaan^ geranseld, houden het wanhopig rood van hun gesperde mond naar het vergif, dat als een wolkbreuk door de ruimte stoot.
De honderden, met krampend middenrif, draaien hun armen in de stiklucht rond en gillen zich de aderen kapot.
Dan hangen zij, met nog gapende mond, gestorven om elkanders strot.
43