HET HUIS DER GEESTEN
Het huis der geesten.Witte gangen schuiven langs mijn gestalte die haar pijn verbijt. Achter een venster wieken grijze duiven verloren in een hemel, leeg en wijd.
Zwijgender nog wordt alles bij het klimmen de trappen op naar verder, zwarter sfeer.
Bij elke schrede sluiten zich de kimmen nauwer om mijn wanhopige verweer.
De deuren met hun gepolijste vlakken staren mij strak en als afwezig aan.
Ik moet mijn ogen even laten zakken, te diep dringt deze blik in mijn bestaan.
Ten halve afgewend lees ik getallen, cijfers waarachter brandend leven slinkt tot koude angst, die ook nog moet vervallen tot as, aleer het laatste licht verblinkt.
Mannen in koele, zuivere gewaden, de ogen achter helder brilleglas, passeren zwijgend; hun gedachten waden door velden gruwelijk van misgewas.
De laatste deur, mijn voeten blijven dralen, een wilde stem springt open aan mijn oor.
Ik kan niet verder, in mijn ademhalen klinkt diep en onweerhoudbaar snikken door.
En toch, ook deze stap dient weer geschreden, een afgrond toe, die telkens dieper schijnt. Verwoed druk ik de deurknop naar beneden, de mensenwereld wankelt en verdwijnt.
37