SMEEKBEDE
Kinderen die men opwekt, nieuwe ogen in oud en eeuwig licht; zij zijn verbaasd om hun geschapenheid; zij houden hoge stemmen geopend, waar het licht in wordt weerkaatst.
Als zij hun kleine hoofd te rusten leggen,
warm in het donkere fluweel
der nachten, ademende sterren,
dringt zich een eenzaam spreken naar de keel,
een taal zoals een god zou kunnen uiten, die wanhoopt aan zijn eigen macht en toch het leven aan zijn hart wil sluiten, wijl het naar onvergankelijkheid smacht.
30