HET VERGETEN
Wij zijn gereed voor het vergeten; haar haren hebben nacht verzameld; mijn handen dwalen door dat donker woud vol vuur dat zich verborgen houdt.
Zij vlijt haar leden aan de heuvelflank der duisternis; de warmte van haar mond plant zich in huiveringen voort tot aan haar voeten.
Mijn vingers blijven in het zomerland haars lichaams rusten; langzaam drijft de wolk van mijn bewustzijn weg en slaap ik onder open hemel in.
22