DE LANGE NACHTEN DOOR.
De lange nachten door lig ik verloren en wil gelooven in een eeuwig teeken, en denk een klank van heil te zullen hooren, nog eer de hemel tot den dag gaat bleeken.
Ik zie een schijn langs haar gesloten oogen, de wimpers liggen donker toegestreken; ik ben zoo diep, zoo goddelijk bewogen, als zou ik zelf het machtswoord kunnen spreken.
Ik ben zoo dicht bij haar en bij het leven, dat ik moet opstaan en den nacht verjagen, en zie de wereld in mijn hand gegeven, en glimlach om den vrede van het dagen.
7i