Wat hen versombert en tot slaven maakt: oord zonder uitweg naar een hemelsch land, of naar een afgrond, die de pijn verzaakt, daar alle nooden worden uitgebrand.
Dit eeuwig tusschenspel van hoop en vrees, geen vuist die naar de blinde luchten zwaait, de mist brengt langzaam allen hartstocht om. En ’s avonds, als de hemel openwaait, zijn zij vermoeid en eenzaam, laten stom den slaap toe en zijn enkel vleesch.
ii