TERRASSON
Terrasson. Er groeit schemer in mij.
Een morgen wendt zijn grijze ogen af.
Huizen verschuiven. Aan mijn schouder blijft de tijd staan wachten. Nog maar éen moment en ik vergeet dat ik geboren ben.
Van horizon tot horizon
huivert de schepping. Ik zie de huid
van een rivier, oudzilver, door de mist
van het verleden stromen en een bergflank waar
geboomte kruinen rekt naar hoogten,
steiler dan in het bed
van deze oevers zijn verdronken. Ruimte
wordt louter wind, onzichtbare getuige
van een te loor geraakt bestaan.
35