ZUIDELIJK
Dit is een rooms land.
Men trouwt en rouwt er uitbundig, wandelt met God aan een snoer, leeft van heilige tot heilige, van knieval tot knieval, bidt en buigt zich de hemel in.
In beschimmelde kapellen, tussen bergen waar de stem fladdert als een aangeschoten vogel, liggen verdorde offeranden te wachten op een storm die de tijd wegblaast, de bergen optilt, de dode liefdegaven als levende vlokken omhoogvoert.
Inmiddels staat het woud
der rotsen op zijn voeten
en leggen de dagen zich een voor een neer
tot een eeuwige slaap.
33